Door Joeri Bauer
Waarom Zuid-India? De Taj Mahal staat er niet en ook Varanasi met de indrukwekkende
rituelen langs de Ganges kom je onderweg niet tegen. Het antwoord is: Omdat we
iets heel anders wilden zien en meemaken! Zuid-India staat bekend om haar mooie natuurreservaten met tijgers, de
Backwaters en de bevolking is over het algemeen iets
rustiger van aard dan in het noorden. In november maakte ik met mijn vriendin een fantastische reis door Zuid-India.
Mijn route:
Mumbai – Goa – Mysore – Mudumalai – Wayanad – Palaghat – Munnar – Periyar – Backwaters – Marari – Mumbai
Mijn foto's:
Staan op de South India & Mumbai album van Dimsum flickr galerie
Mumbai doet niet aan als de miljoenenstad die het is. Oke, het verkeer is druk, maar staat zelden helemaal vast en wat opvalt is de hoeveelheid bomen in de stad en relatief veel laagbouw. Om iets te begrijpen van Bollywood kopen we in de bioscoop een kaartje voor ‘Happy Ending’. Niet seksueels over Thaise massages, maar een film over een hartenbreker die vriendschap sluit met zijn vrouwelijke collega, beide zweren de andere sekse af en dan weet je wel wat er gebeurt. De film is in het Hindi met af en toe wat Engels tussendoor, maar we kunnen het goed volgen. Wanneer we de bioscoop uit komen vraagt een jongen op straat of wij in een Bollywood film willen spelen. ‘You’ll get paid!’ Maar we hebben andere plannen en slaan het aanbod na enige twijfel toch af. Je ziet in bijna iedere film wel westerlingen figureren in de dansgroepjes en in hippe clubs. Volgens onze reisgids ben je als je meedoet wel een hele dag zoet voor een paar seconden in beeld, maar goed dan heb je ook wat te vertellen thuis. De trein naar Goa is helemaal prima, geen taferelen met overvolle perrons en de trein zelf is wel vol, maar voor het aantal waar de coupés voor bedoeld zijn. We slapen met acht mensen in een compartiment, twee stapelbedden van drie hoog en één van twee. De bedden zijn ook de zitbanken, wat betekent dat als de middelste naar bed wil, iedereen naar bed moet, anders kun je niet meer zitten. De wc is natuurlijk niet schoon, maar ook niet heel veel viezer dan de gemiddelde NS trein-wc. Best wel uitgerust komen we de volgende ochtend aan in Goa.
Goa is natuurlijk een ‘toeristenoord’, iets waar de gemiddelde Dim-Sum reiziger misschien niet naar op zoek is. Mijn vriendin wel, althans naar een fijn strand, dus we gaan toch. Het overwegend christelijke Goa is niet alleen een stad, maar een deelstaat met Old-Goa als hoofdstad. Het seizoen is nog niet echt begonnen, dus we hebben de stranden voor onszelf en nergens is een hippie te bekennen. Een paar gepensioneerde, ieder jaar terugkerende Britten en een verdwaalde Rus zijn ons enige gezelschap. Uit de strandtenten schalt ’s avonds Russische muziek. De obers komen helemaal uit het grensgebied met Nepal voor hun baan hier. Het Indiase verkeer is hier niet echt angstaanjagend, dus we huren een scooter om wat van de omgeving te zien en nog een ander mooi strand op te zoeken. In Old Goa worden op 3 december de festiviteiten rond de heiligverklaring van Franciscus Xavierius opgebouwd. In een kerk stuiten we op de in een glazen kist geconserveerde missionaris. Honderden pelgrims kussen de kist, wij laten het bij een bescheiden handoplegging.
We vliegen naar Bangalore, waar onze gids voor de rest van de reis al op ons staat te wachten. Mister Murali komt zelf uit Tamil Nadu, heeft een vrouw en twee kinderen en werkt al tien jaar voor de lokale agent. Eerst op kantoor, maar dat vond hij te saai. We moeten even wennen aan zijn accent, maar al snel zijn we het gewend en leren we dat zijn motto voor de hele reis ‘nothing the problem’ is. We rijden direct naar Mysore, de één na grootste stad van de deelstaat Karnataka. Op onze blote voeten bekijken we het indrukwekkende Mysore Maharadja paleis. Foto’s maken binnen mag niet, maar ach dat mag de pret niet drukken. Met overwegend Indiërs uit andere staten schuifelen we door de gangen. Op schilderijen staan legerofficieren op paarden en op olifanten. Eenmaal buiten trekken we onze schoenen weer aan en worden we in gebarentaal aangesproken door medewerkers van de ‘association of deaf bank employees’. Zo blijkt uit de tekst op een papier. Degene die het beste kan praten vraagt waar we vandaan komen en of we met ze op de foto willen.De vreugde in de groep is ongekend groot wanneer we hier uitgebreid de tijd voor nemen. Meer fotopret is er in de dierentuin van Mysore. Murali lacht ons een beetje uit dat we daarheen willen, maar toch lijkt het ons wel grappig om te zien hoe een Zoo er hier uit ziet en hoe de mensen zich gedragen. Het hele park hangt vol met waarschuwingsbordjes dat de dierentuin ‘a place to learn, but not to yell and scream’ is. Bejaarden, kinderen, volwassenen, ze lijken de olifanten en leeuwen te vergeten zodra ze ons in het vizier krijgen. We vinden het op zich nog wel grappig, maar beginnen wel een selectie toe te passen op de manier waarop we gevraagd worden (beleefd of brutaal) en of de groep niet al te groot is, want één voor één met ze op de foto hebben we niet meer zo’n zin in. De dieren zelf hebben het op het oog niet slechter dan in Artis, sommige diersoorten zelf wel beter qua hokgrootte, dus dat valt ons alleszins mee. In Mysore eten we overheerlijk. Hoe zuidelijker we komen, des te meer de menukaart verandert. De tandoori’s en naan verdwijnen, de ‘prawn pagoda’s, dosa’s en pickles’ komen erop.
Als we het Mudumalai Tiger reservaat binnenrijden regent het nog zachtjes en we spotten de eerste reeën en grijze langur apen. We verblijven in Jungle Retreat, een eco- accommodatie waar het beleid is dat er geen groepen mannen mogen verblijven. Dit om de boel een beetje rustig te houden. Waarom er een bewaker met zaklamp mee moet lopen naar onze lodge begrijpen we na de mooie fotopresentatie. Er huizen hier gevaarlijke slangen, en de beren, olifanten en luipaarden lopen ook ’s nachts tussen de huisjes door. Met verborgen camera’s zijn ze gefotografeerd. Een gemixte groep ICT-ers uit Bangalore heeft een bedrijfsuitje hier en samen met de jongens speel ik een partijtje volleybal. Ze laten zich lastig coachen, maar hun enthousiasme is er niet minder om. Bij de jeepsafari moet je vooral Afrika vergeten, want de wegen zijn geasfalteerd en je gaat gewoon met vier andere jeeps bij de bosjes staan wachten tot er een olifant uitkomt. De Indiase olifant is wel een stuk minder heetgebakerd dan de Afrikaanse, dus dat is mooi meegenomen. Het gebied is bossig, dus vergeet ook de uitzichten met uitgestrekte vlaktes en baobab bomen. Dat mag de pret zeker niet drukken. India heeft haar eigen charme en we vermaken ons naast de safari ook met de honden, katten en geiten bij de gastenruimte en staan in de ochtend vroeg op voor een ‘birdwalk’. Thuis zijn we niet van die vogelaars, maar hier zijn we door het dolle heen als we een kingfisher of andere felgekleurde vogel zien. Met onze deskundige gids met haviksogen, een verrekijker, twee meerennende huishonden, de ochtendnevel, wat verschillende vogeltjes, een reuzeneekhoorn, een dorpje en een tempel op een heuvel zijn we helemaal blij. Onderweg naar Palaghat krijgen we ‘godsdienstles‘ in de Keshava tempel in Somnathpur wanneer we besluiten die samen met de aanwezige gids te bekijken. Hij blijft ons tussendoor overhoren over hoe Shiva, Bramah en Vishnu eruit zien en wie de bijbehorende godinnen en rijdieren zijn. We kunnen niet anders dan heel goed opletten, want we willen geen modderfiguur slaan als domme toeristen. Mister Murali is trots op ons, wanneer we ze alle negen kunnen opnoemen met uiterlijke kenmerken erbij.
Palaghat in deelstaat Kerala hebben we uitgekozen vanwege de bijzondere homestay, Lappamannamana. Een door een Brahmaanse familie gerunde accommodatie inclusief tempel, bijgebouwen, bibliotheek en een grote lap grond met bos en fruitbomen. Echt een plek om tot rust te komen in de natuur, omringd door historie, vergane en levende glorie en met het heerlijke eten dat onze gastvrouw ons voorzet. Onze gastheer is priester, zijn opa was schrijver en dichter. De tempel is nu in gebruik als lesruimte voor een lokale zangschool. De plek heeft rijkere tijden gekend, dat is goed te zien, maar de familie is haar trots niet verloren en vertelt ons met plezier veel over wat zich hier heeft afgespeeld.
‘Are you enjoying your time in Kerala?’, is een vraag die ons al een paar keer is gesteld sinds we hier zijn. Opvallend, want in de andere staten vragen mensen ons wat we van India vinden. Net als in de VS hebben alle staten hier een eigen slogan. Die van het overwegend christelijke Kerala is het ‘Gods own country’. Mister Murali moet er een beetje om lachen en vindt dat de mensen hier het nogal hoog in hun bol hebben. In het land van God wonen ook veel communisten. Na India’s onafhankelijkheid kreeg de beweging hier voet aan de grond vanwege de grote inkomensverschillen en de grote aantallen plattelandswerkers, velen ook werkzaam in de thee-industrie. Moslims, christenen en hindoes leven opvallend goed samen, ook een reden waarom het communisme levensvatbaar werd. Als je tegen elkaar vecht, heb je geen ruimte voor iets anders. Na vele dorpen met rode vlaggen bereiken we Munnar, de belangrijkste theeplaats in Zuid-India, gelegen tussen fotogenieke heuvels met theeplantages. Een rondleiding door een theefabriek hoort er bij en natuurlijk schieten ook wij foto’s van de theepluksters. Indiase thee (chai) drinken we meestal ergens aan de kant van de weg op aanraden van Murali. We vinden het zelfs in het kleinste meest aftandse hutje, inderdaad stukken lekkerder dan de veel te zwarte thee in de meeste hotels, waar de Britten liters melk bij gooien.
In de buurt van Periyar gaan we het water op in een volgepakte boot om wilde dieren te spotten. Behalve een paar aalscholvers, kingfishers en een hert zien we niet veel op het mistige meer. We hebben het wel gezellig met een Australisch echtpaar dat naast ons zit. In Thekkady leren we meer over de groei van de bekende Indiase kruiden en nemen we ook een kookles bij meneer Sheril en zijn gezin. Ze hebben een kookschool aan huis voor max 10 personen, wij zijn die avond met z’n tweeën. Met hulp van het aanstekelijke enthousiasme van Sheril, zijn vrouw en moeder maken we geroosterde okra, bonen met geroosterde kokos, ananas curry, viscurry, gekruide frietjes, bbq kip en dhal brood. Of we het thuis nogmaals kunnen herproduceren is nog de vraag, we krijgen het recept in ieder geval mee. De Backwaters zijn een soort Indiase Biesbosch maar dan vele malen groter. En wel zo groot dat elk bootbedrijf z’n eigen gebied heeft en wij weinig andere boten tegenkwamen. We voelen ons een beetje beschaamd wanneer we erachter komen dat wij een hele houseboot voor ons tweeën hebben met luxe slaapkamer, badkamer, dinerruimte, loungedek en drie man personeel. Afwisselend besturen ze de houseboot en maken in de keuken de heerlijkste gerechten klaar. Wanneer ik een praatje maak met de opperstuurman kom ik er snel achter dat hij heel blij is met zijn baan. ‘Who has this kind of view in his office?’ Ze hebben onderling veel lol en ’s avonds, wanneer wij naar de zonsondergang kijken, ook met de mannen van de andere in de buurt aanwezige boten.
Het strand
van Marari is lekker rustig en we nemen een laatste duik in de best wel warme
Arabische Zee. Cochin bekijken we in sneltreinvaart. Op het strand is net de
garnalenvangst gedaan en de vissers staan op het strand te handelen met de
afnemers. Het is inmiddels bijna kerst en de straten hangen vol met
zilverkleurige wappervlaggetjes. In ons hotelrestaurant smaakt het eten niet verkeerd,
maar het is wel duidelijk geïnspireerd door de smaak van toeristen die niets
lusten. Niet dat wij nou met stalen gezicht de meest pittige gerechten
aankunnen, maar dit is ronduit flauw.
We hebben in
ieder geval het bewijs geleverd voor alle sceptici die India vies vinden; je
kunt drie weken in India verblijven zonder diarree te krijgen!
Warme groet,
Joeri (nov 2014)
De website van Dimsum Reizen maakt gebruik van cookies. Deze cookies onderscheiden we in de categorieën functionele, analytische, advertentie en Social Media Cookies.