Reis tijdens het lezen van dit reisverslag mee op een unieke reis die geheel gewijd is aan de Noordelijke Molukken. Voor velen onbetwist de parel van Indonesië. Een gebied dat nog zeker niet de aandacht heeft gekregen die het verdient, vroeger niet en nu nog steeds niet. En waarschijnlijk de eerste jaren ook nog niet. De geschiedenis met de VOC forten, de onderwaterwereld en de zeer aparte cultuur zijn zeer de moeite waard.
Ooit waren de felbegeerde specerijen die op de Molukken groeiden de belangrijkste reden voor de Nederlanders om deze eilanden (en later de rest van Indonesië) te veroveren. De VOC beheerste lange tijd de wereldhandel in nootmuskaat en kruidnagels en zorgde voor een ongekende welvaart in ons land. Toen deze kruiden later door de Engelsen stiekem naar vergelijkbare tropische oorden als Maleisië en Sri Lanka werden overgebracht, stortte de monopolie van de VOC weldra ineen en raakten de Molukken in vergetelheid.
Tot voor kort werd de regio verscheurd door een grimmige burgeroorlog. Die is nu voorbij en de bewoners werken er hard aan de draad weer op te pikken. Maar de sporen van het strijdgeweld zijn nog steeds zichtbaar en praten over ‘het conflict’ zal voorlopig nog een gevoelige kwestie zijn. Om een goed beeld te krijgen van alle ellende die zich op de Molukken heeft afgespeeld, en hoe dit allemaal zo heeft kunnen gebeuren, zou iedere reiziger naar deze regio het boek “Het verdriet van Ambon” (Tjitske Lingsma) moeten lezen. Een absolute aanrader!
Met een oude reisgids in de hand kom je niet ver op de Molukken. Voormalige bootverbindingen blijken niet meer te bestaan, hotels gesloten en wegen verwoest. Recente informatie is summier en moeilijk te verkrijgen. En - wat zal blijken - het pakt toch altijd weer anders uit. Kortom, een ideale bestemming voor mensen die de planning van hun reis het liefst overlaten aan het lot. Helemaal als je kunt genieten van de ongekende natuurlijke schoonheid van de eilandengroep en de ingetogen vriendelijkheid en nieuwsgierige spontaniteit van de mensen die je tijdens je reis zult ontmoeten.
Kota Ambon is een gehavende stad, maar tussen alle lelijke gebouwen herinnert soms een in abominabele staat verkerende oud pandje aan de glorietijden van weleer. Aan noemenswaardige bezienswaardigheden ontbreekt het in de stad verder totaal. De enkele toerist die we tegenkomen is op doorreis en ziet zijn verblijf hier als een noodzakelijk kwaad. Maar als je de tijd neemt Ambon te leren kennen, zullen haar charmes zeker niet onopgemerkt blijven. Het straatbeeld met de kleurigebecaks (fietstaxi’s) op een rij langs de stoep, wachtend op passagiers; de stoere brommerjongens met hun opgepoetste ojeks (bromfietstaxi’s) op de elke straathoek, hopend op klandizie; de gezellige eetkraampjes op de markt waar je de meest exotische lekkernijen kunt uitproberen.
De ligging van de stad is bovendien schitterend: tegen een tropisch begroeide heuvel met uitzicht over een sprookjesachtige baai. Het terras van het Panorama Café, vlakbij het op een bergtop gelegen standbeeld van de plaatselijke volksheldin Martha Christine Tiahahu, is de perfecte plaats om onder het genot van een drankje te genieten van de ondergaande zon. Zeker ook de moeite waard is een bezoek aan het nog hoger in de bergen gelegen dorpje Soya Atas (950m). Een smalle weg slingert zich via een prachtige route tussen groene bossen door steil omhoog. Het is hierboven aangenaam koeler dan in de zweterige benedenstad. Tussen de weelderige begroeiing liggen de mooiste huizen verscholen. Heerlijk om hier een paar uurtjes rond te wandelen en te genieten van de frisse lucht.
Ambon is de belangrijkste springplank voor de andere Molukse eilanden. Waar je ook heengaat, het is haast onmogelijk om niet steeds terug te keren naar de hoofdstad. Dus veel kans dat je wel enkele avonden zult doorbrengen in het restaurant van een van de duurdere hotels, zoals het Mutiara of het Manise. Het eten is er voorspelbaar, maar het zijn vooral de zoetsappige orkestjes die de avond tot een gedenkwaardige happening kunnen maken. Meestal gaat het om een tweemansformatie van een besnorde man achter een synthesizer en een knappe zangeres, die vol overgave de meest onvoorstelbare zwijmelliedjes ten gehore brengen. Je moet even een paar biertjes op hebben om het genre te kunnen waarderen, maar slecht klinkt het zeker niet. Na een openingsblokje door de zangeres, wordt de microfoon graag doorgegeven aan de aanwezigen in het restaurant. Het animo om het podium te mogen beklimmen blijkt telkens weer overweldigend. Het repertoire varieert van Indonesische smartlappen tot internationale ‘golden oldies’ in onverstaanbaar Engels. Het moet echter gezegd worden: Molukkers zijn goede zangers! Als schaarse buitenlandse gast scoor je hier natuurlijk makkelijk punten door lekker mee te doen met het plaatselijke vertier…
De eerste ochtend lopen we nog wat onwennig door de rommelige straten van het centrum. We zijn op zoek naar een reisbureau om uit te vinden wanneer de eerste veerboot naar de Banda Eilanden gaat. De starende gezichten die we onderweg ontmoeten verraden dat we als blonde blauwogige slungels een bijzonderheid zijn. Een paar woorden bahasa (Indonesisch) breken het ijs en al gauw komt van alle kanten het vragenvuur op gang: waar we vandaan komen ("Aaah... Belanda!!"), waar we heengaan, etc.. Slechts een enkeling op straat spreekt een woordje Engels. Opvallend is daarentegen dat sommige oudere mensen nog wel Nederlands kunnen. Onze gastheer en zijn vrouw van het vriendelijke Listari Guesthouse zijn er twee van. Om ons echt helemaal thuis te laten voelen krijgen we elke ochtend wit brood met hagelslag als ontbijt!
In het reisbureau horen we dat de boot naar de Banda Eilanden juist een dag geleden vertrokken is. De eerstvolgende gaat pas over twee weken. Vliegen dan maar? Als we dat per se willen (zonder brokken landen op Banda schijnt namelijk nogal een lastige klus te zijn), dan gaat er over vijf dagen misschien een vliegtuigje die kant op. Maar niet als het slecht weer is. En ook niet als er te weinig passagiers zijn. Helaas is dit pas bekend op de dag van vertrek...
Aldus besluiten we om eerst een vlucht te nemen naar de Kei Eilanden, die met hun paradijselijk witte stranden tot de mooiste van Indonesië behoren. Gelukkig gaan er meerdere vluchten per week en kunnen we twee dagen later al mee. Als het eenmaal zover is blijkt de vroege ochtendvlucht tot nader order vertraagd: er komt een onweersbui aan en men heeft besloten te wachten tot die overgewaaid is. Niemand die weet hoe lang dit gaat duren. Uiteindelijk vertrekken we even na de middag.
Het vliegveld van Langgur (Kei Kecil) is niet meer dan een stenen gebouw met een strook asfalt op een grasveld. De bagage wordt uitgeladen en de passagiers worden geacht zelf hun koffers naar de aankomstruimte te dragen. Buiten de poort verdringen taxichauffeurs zich om ons naar het idyllische dorpje Ohoidertawun te brengen, ca. 12 km verderop gelegen aan de noordwestkust van het eiland. De Savana Cottages overtreffen al onze verwachtingen: slechts vier eenvoudige kamertjes in twee sfeervolle houten bungalows aan het strand en een gemeenschappelijke café-restaurant met uitzicht over de turquoise zee. Onder de palmen op het strand staat een lange zware houten tafel in het zand. Bij mooi weer wordt er natuurlijk buiten gegeten. We zijn de enige twee gasten en hebben het hele strand voor ons alleen.
Terwijl we een mandi (wasbeurt) nemen, bereiden de meiden van de keuken ons een verrukkelijke maaltijd met versgevangen vis en groenten gekookt in kokosmelk. Ondertussen is ook eigenaar Gerson thuisgekomen, een in Nederland geboren Molukker, die na jaren terugkeerde naar zijn geboorte-eiland. Gerson zit vol fantastische verhalen en kan uren vertellen over de traditionele gewoonten en gebruiken van de eilandbewoners. Het alledaagse leven op de Kei Eilanden is doordrenkt van mystiek en voodooachtig bijgeloof. Zo staat er naast onze bungalow een gigantische heilige boom waarin de geesten van de overledenen huizen. Onder de breed uiteenlopende kruin van de boom worden om die reden nog altijd belangrijke contracten gesloten en afspraken verzegeld. Als het donker is willen de geesten echter nog wel eens aan de wandel gaan. Alleen maar goede geesten, volgens Gerson. Mijn reisgenoot krijgt midden in de nacht bezoek van een overleden krijger…
De komende dagen doen we niet veel meer dan luieren in onze hangmat, een boekje lezen op de veranda, een wandeling maken (vooral niet te ver!), langs het strand of naar een uitzichtpunt in de buurt en wat zwemmen in zee. Driemaal per dag schuiven we aan voor een overheerlijke maaltijd. ’s Avonds genieten we onder een heldere sterrenhemel van een koud biertje en de spannende verhalen van onze gastheer. De tijd glijdt voorbij in een serene rust.
De laatste twee dagen steken we met een speedboot vanuit Langgur over naar het nabij gelegen Kei Besar (het ‘grote’ Kei Eiland), waar al helemaal weinig toeristen komen. In de haven schittert de blikken koepel van de moskee ons al van verre tegemoet. We boeken een kamertje in het enige, zeer eenvoudige guesthouse in het hoofdstadje Elat. Niemand die hier nog Engels spreekt. Eten is alleen mogelijk op de markt en in enkele kleine rumah makans (lokale eethuisjes). Alles gaat rond zes uur dicht. Daarna is het plaatsje al gauw in diepe rust gehuld, op wat blaffende honden na. Vanuit Elat maken we achter op de ojek een tour langs de mooiste dorpjes van het bergachtige eiland. Overal waar we komen trekken we veel bekijks. In het schilderachtige haventje van Yamtel aan de oostkust spetteren de golven hoog over de afbrokkelende kade. De verse vangst wordt juist binnengehaald. Trots tonen de vrouwen ons een paar joekels van vissen.
De rederij Pelni heeft een uitgebreid net door heel Indonesië. Hun passagiersschepen leggen lange routes af en doen daarbij diverse eilanden van de archipel aan. Zo vaart de Ciremai van Java via Sulawesi en naar Papua en vormt daarbij een belangrijke verbinding tussen een aantal Zuid-Molukse eilanden.
Het ticket voor de boot van Ambon naar de Banda Eilanden kan pas een paar dagen voor de geplande vertrekdatum gekocht worden. Op dat moment kan men ook pas een indicatie geven van de opgelopen (gebruikelijke) vertraging. Als we bij het reisbureau verschijnen blijkt dat de vertrektijd ondertussen zo verlaat is dat de dagboot inmiddels een nachtboot geworden is. Een reden te meer om een eersteklas kaartje te boeken. In deze klasse krijg je een kajuit voor twee personen, met eigen sanitaire voorzieningen en een raam. Het enige verschil met een hut in de tweede klasse is dat die vier bedden heeft en géén raam. In nog een klasse lager belandt je in bedompte slaapzaaltjes met stapelbedden. De meeste passagiers nemen echter genoegen met een plaatsje op de grond in het ruim of op het dek.
De medewerker van het reisbureau raadt ons aan om ’s middags voor de afvaart nog een laatste keer te informeren naar de precieze vertrektijd. Dan is de boot inmiddels vertrokken uit de vorige haven en weet men pas écht zeker hoe laat de aankomst op Ambon is.
Het is negen uur ’s avonds als de becak ons afzet in de haven. Het is te benauwd om met onze bagage te gaan lopen. De wachtruimte zit al vol mensen. We nemen plaats op de laatste twee vrije stoelen, tussen een paar enorme balen gedroogde vis en een aantal ingepakte koelkasten.
Buiten is nog geen boot te zien. Bij de kleine toko kopen we vast een flinke zak bananenchips, een fles water en een beker noedelssoep uit voorzorg. Ondertussen stroomt de ruimte voller en voller. Men installeert zich op matjes op de grond. Weldra is er geen plekje meer vrij. In de hal hangt een zware lucht van oververhitte mensen en gedroogde vis, vermengd met de zoete geur van kretek sigaretten. Het zweet druppelt aan alle kanten langs ons lijf naar beneden. De vele fans aan het hoge plafond kunnen het lang niet aan.
Volgens de laatste berichten zouden we om tien uur vertrekken, maar uiteindelijk vaart de Ciremai pas om elf uur de haven binnen: een zeven verdiepingen hoog gevaarte. Als tegen middernacht eindelijk de deuren opengaan dringt iedereen zich naar buiten alsof zijn leven ervan afhangt. Er komen nog steeds passagiers de trappen af van het schip, maar tegelijk ontstaat er ook een stuwende stroom naar boven. Reizigers met alleen maar een vervoersticket proberen uit alle macht een plaatsje te veroveren op het overbevolkte schip. We hebben een eigen hut, dus we nemen onze tijd en wachten tot de grootste massa eenmaal naar binnen is. Het valt niet mee om door de doolhof van gangen en trappen onze weg te vinden naar de juiste gang op de zesde verdieping. Overal zitten en liggen mensen. Opgelucht betreden we onze kajuit. Het is hier tenminste rustig. Verder is het behelpen: er is geen stromend water, een grote teil water doet dienst als mandi; als ik het mottige dekentje op mijn bed terugsla, rent er een kakkerlak uit paniek weg en wurmt zich achter mijn bedlampje, waar niet eens een peertje inzit… Welcome aboard!
Banda
Het luide geschal van de scheepshoorn kondigt onze aankomst aan in het pittoreske haventje van Bandaneira. Vanaf het hoogste dek kijken we met gemak over het eiland heen. Het uitzicht is werkelijk schitterend. De weelderig begroeide Banda Eilanden liggen als groene parels in een helder blauwe zee. De met lava bedekte flanken van de conische vulkaan Gunung Api maken het geheel tot een perfect plaatje van een tropisch paradijs..
De website van Dimsum Reizen maakt gebruik van cookies. Deze cookies onderscheiden we in de
categorieën functionele, analytische, advertentie en Social Media Cookies.