In de voetsporen van Nomaden
Volkomen uitgeput sta ik op een gletsjer, ergens in Koohrang, in het Zagros gebergte in Iran. Na een pittige klim en een
zeer steile afdaling, meer glijdend dan lopend sta ik op wat Jahangir, een
altijd met sneeuw bedekte bron noemde. Jahangir lacht breed en kijkt meewarig
maar mijn geklauter. Hij huppelt als het ware de bergen op en af. Nooit zal hij
voor de makkelijkste weg kiezen, hij gaat gewoon rechtdoor, steil of niet
steil, pad of geen pad. Jahangir is dan ook een Bakhtiari, een van de
nomadenstammen van Iran.
Hoewel Iran bij reizigers vooral bekend
staat om z'n islamitische architectuur, de overblijfselen van het Perzische
rijk en de lemen woestijnstadjes, is dit ook een land met een van de grootste
nomadenpopulaties ter wereld. De bekendste nomadenstammen zijn de Ghasga'i, de
Bakhtiari, de Koerden, de Shah Savan, de Turkomanen, de Baluchi's en de Talesh.
Bijna 20 jaar geleden maakte ik ooit een avontuurlijke tocht langs deze
stammen, nog steeds een van de mooiste reizen die ik ooit gemaakt heb. In de
mooiste en ruigste landschappen werd ik overal hartelijk welkom geheten door
nog heel traditioneel levende nomaden. Ik ben benieuwd of hun cultuur nog
steeds bestaat en keer terug naar de bergen van Iran op zoek maar de Ghasga'i
en de Bakthiari.
Nog steeds kreunend en puffend kijk ik omhoog naar de gletsjer die bijna loodrecht omhoog een berg van ruim 4.000 meter opklimt, fascinerend om te zien, onmogelijk om te beklimmen denk ik. Jahangir glimlacht, via deze berg trekken we elk jaar naar ons winterverblijf in Khuzestan. Ik val steil achterover: vrouwen, kinderen, schapen, geiten en uiteraard de mannen, allemaal klimmen ze over deze steile berg, erachter ligt er overigens nog een. Ondanks de modernisering die hier ook zeker plaatsvindt, loopt de familie elk jaar nog enkele honderden kilometers van hun winterverblijf in Khuzestan naar het zomerverblijf in de bergen van Chahar-e Mahal-e Bakhtiari, landschappelijk de mooiste regio van Iran. En in het najaar lopen ze weer terug. Waar veel nomaden deze tweejaarlijkse trek inmiddels per pick-up truck afleggen, doet een groot deel van de Bakhtiari dit nog steeds op de manier van hun voorvaderen, te voet, berg op, berg af.
Ik ben men tocht begonnen in de stad van de dichters; Shiraz. Hier in de vele steegjes van de bazaar zie je af en toe kleurrijke vrouwen in wuivende, bonte rokken rondstruinen. Zeker in Iran, waar nog steeds veel vrouwen in een zwarte chador lopen (naast de hippere, jongere generatie waarbij de hoofddoek vervangen is door modieuze sjaaltjes), zijn deze vrouwen een opvallende verschijning. Het zijn vrouwen van de Ghasga'i stam, de grootste nomadenstam van Iran. Er zijn zo'n twee miljoen Ghasga'i, waarvan overigens slechts nog zo'n 20.000 daadwerkelijk als nomaden leven, in tenten in de bergen van Fars. Ook de Ghasga'i trekken jaarlijks heen en weer tussen hun winterverblijf in de zuidelijke regio's van Fars en het zomerverblijf in de hoger gelegen gedeelten van het Zagros gebergte. Bijna twintig jaar geleden zag ik ze nog trekken met hun kuddes langs de weg, een fasinerend gezicht, soms wel 600 kilometer werden er te voet afgelegd, een tocht die soms weken kon duren. De meeste Ghasga'i doen het nu in een dag, per pick-up truck. Logisch ook, waarom zou je geen gebruik maken van de moderne ontwikkelingen. Hoewel ze nog steeds een nomadisch bestaan leven, is dit bestaan inmiddels wel enigszins gereguleerd. Elke familie heeft een vaste verblijfplaats in de winter en de zomer en ook een vergunning dat die plek hen toebehoort. Ze moeten echter wel steeds terugkeren naar de plek, anders komt de vergunning te vervallen. Ook hebben de meeste families een huis in een dorp of de stad, waar m.n. de jongere generatie opgroeit. Gelukkig zijn er echter nog vele Ghasga'i die op traditionele wijze in de bergen leven en ik hoop enkele van die families te bezoeken. Dat is nog niet zo eenvoudig als het klinkt, de bergen zijn enorm uitgestrekt, de nomaden leven vaak in geisoleerde valleien, ver van de weg en verschilt van jaar tot jaar wanneer ze de trek van winter- naar zomerverblijf maken en v.v., afhankelijk van het weer. Normaal gesproken vindt de trek in mei en september plaats, maar sommige families vertrekken al een maand eerder en/of blijven een maand langer.
De eerste dag rijdt ik naar de omgeving van Firuzabad. Nu in begin juni zijn de meeste Ghasga'i families echter al vertrokken naar de hoger gelegen valleien. Maar ik wordt hartelijk welkom geheten bij de familie van Bahadoni Zadegan, die hun karakteristieke zwarte tent van geiten haar nog heeft opgeslagen in het winterverblijf. Hier leven zin, in zeer eenvoudige omstandigheden met opa, oma en drie kinderen en hun kudde geiten en schapen. Over enkele weken hopen ze te vertrekken. De familie is aller vriendelijkst en laat me kennismaken met alle aspecten van hun bestaan. Met de vrouw des huizes kan ik de schapen melken en dough maken (een yoghurt drank die op traditionele wijze gekarnt wordt, door een zelfgemaakte tas van schapenhuid, of (moderner) een melkbus, aan een driepoot van hout op te hangen en flink heen en weer te schudden. Oma zit ondertussen wol te spinnen, pa haalt de schapen binnen en opa duwt zijn jachtgeweer in mijn handen. De bergen zitten tenslotte nog vol met wolven, jakhalzen en beren.
De volgende dag rijdt ik de hoger gelegen gedeeltes van het Zagros gebergte in. Samen met Bahman bezoek ik zijn familie
die in een afgelegen vallei woont. Er staan vier tenten bij elkaar in deze
vallei, waar (uiteraard) een riviertje doorheen stroomt. De Ghasga'i leven
allemaal vrij verspreid van elkaar, meestal twee tot vier tenten bij elkaar,
allemaal familie van elkaar.
Bahman begint spontaan te zingen en
zelfgeschreven gedichten over het nomadenbestaan te declareren, waarvan de
vertaling ongeveer als volgt luidt:
"Als het water uit de kraan stroomt
en je drinkt zoveel als je wilt,
denk dan aan mijn moeder
hoe lang zij moet lopen voor een emmer
water.
Als je in bed ligt te slapen,
rustig in een lange nacht,
denk aan mijn vader,
die slaapt met een oog dicht
en een oog gericht op de schapen. "
Een typisch gedicht van deze moderne
Ghashgai', die weliswaar in de stad woont, maar pas weer tot leven komt als hij
in de bergen bij z'n familie is.
Als ontbijt krijg ik kaljoosh, een
gekookte yoghurtdrank met brood en boter. Best apart zullen we maar zeggen. Ik
ben hier samen met enkele vrienden uit Teheran, moderne Iraniers, die helemaal
opschrikken als er aangekondigd wordt dat er voor ons een kip geslacht wordt.
Na veel protest en onbegrijpende blikken besluit men de kip dan maar niet te
slachten. Er wordt wat geroepen naar de buren, die dan maar besluiten een
schaap te slachten. Moedeloos kruipen mijn vrienden weg in een hoekje van de
tent. Ik ga maar es kijken hoe vakkundig het schaap geslacht wordt en elk deel
van het dier ergens voor gebruikt wordt.
Via een prachtige weg, groene valleien, klaterende bergstroompjes en her en der nog sneeuw op de bergen rijden we
verder richting Yasuj. Onderweg zien we nog de nodige Ghasga'i families staan
en bij de familie van Morad worden we uitgenodigd voor een kopje thee. Ze wonen
in de vallei met de poëtische naam "de vallei van de eenzame
walnootboom".
Eenmaal aangekomen in de drukke stad Yasuj
besluiten we nog even verder te rijden naar Sisakht, een hoog gelegen stadje
aan de voet van Mt. Dena, een van de hoogste bergreuzen van Iran (4409 meter
hoog). Het stadje zelf stelt niet veel voor, maar het er achtergelegen
natuurreservaat van Dena is prachtig, een paradijs voor wandelaars. En
uiteraard ook hier weer enkele
Ghashga'i die hier hun zomerverblijf hebben.
De volgende dag verruilen we langzaam het leefterrein van de Ghasga'i voordat van de Bakhtiari. Een prachtige tocht
brengt ons via Semirom naar Koohrang. De omgeving van Semirom is schitterend,
uitgestrekte valleien met besneeuwde bergreuzen in de verte. Her en der weer de
bekende zwarte tenten van de Ghasga'i, uiteraard wordt er weer de nodige thee
gedronken.
Via Bojunerd en Boldaji waar de gaz oorspronkelijk vandaan komt,
komen we aan bij het meer van Chogsakor. Hier zien we de eerste Bakhtiari, ze
zij net aangekomen en hun hele huisraad ligt in het gras. De tenten worden
opgebouwd en we wisselen wat informatie uit. In de vallei achter het Chogsakor
meer nog meer Bakhtiari. Ze staan hier al enkele weken. Opa moppert wat op z'n
kleinkinderen die geen zin meer hebben om de schapen en geiten te hoeden.
Overigens niet zomaar schapen, het is een woest uitziend schapenras, groot
gebouwd, enorme hoorns, veel wol, en enorm veel vet aan hun kont bungelen.
Precies dat gedeelte wat de Baktiari kebab zo lekker maakt.
We komen steeds hoger, het landschap wordt
steeds ruiger en mooier. Zeker met het mooie, zachte, warme licht aan het einde
van de dag. Een strakblauwe lucht, besneeuwde bergen, groene valleien, steeds
meer Bakhtiari tenten met hun kuddes, werkelijk een paradijsje.
We overnachten in een tentenkamp dat een
ondernemende Bakhtiari heeft neergezet op de plek die al decennialang van z'n
familie is. Sowieso is het land in deze hele regio van de Bakhtiari, die dit
contractueel vastgelegd hebben gekregen van de laatste sjah.
Hier ontmoeten we Jahangir, een bijzonder
vriendelijke man die ons overal introduceert. Hij vertelt over z'n twee
kinderen en z'n vrouw die zwanger is. Omdat ze elk moment kan bevallen, woont
ze tijdelijk in een verderop gelegen dorp. Of hij haar niet mist, vraag ik.
Natuurlijk niet, ik ben toch een man, antwoord Jahangir nuchter.
Jahangir laat ons de omgeving zien, we
praten over de zaken waar de Bakhtiari over praten, m.n. over het wel en wee
van schapen, rijden door valleien waar tientallen tenten staan en "lopen
even naar een bron die altijd bedekt is met sneeuw". O ja, als we eenmaal
beneden bij de gletsjer waren, hoefden we niet meer terug omhoog te klimmen, we
zouden ook via de gletsjer en een stukje door de rivier naar beneden kunnen.
Een prima plan leek ons, totdat Jahangir ons, eenmaal aangekomen bij de
gletsjer, doodleuk vertelde dat het ijskoude water in de rivier wel anderhalve
meter hoog stond en nogal woest stroomde. We zijn maar weer terug omhoog geklauterd,
met diep respect voor de Bakhtiari die jaarlijkse de veel imponerende
bergpassen bedwingen. Of we volgend jaar willen meelopen, vraagt Jahangir. Ja,
graag!!
We hebben een fantastische tijd in deze
alpiene omgeving, een paradijs voor wandelaars, paardrijders, liefhebbers van
de nomadencultuur en een ieder die meer wil zien van Iran, dan alleen de
steden, hoe mooi die ook zijn.
Deze prachtige bergachtige omgeving ligt op slechts enkele uren rijden van de beroemdste stad van Iran, Isfahan. Hier sluit ik m'n reis af. De ramadan is inmiddels begonnen, in de bergen tussen de nomaden heb ik daar niks van gemerkt. Hier in Isfahan is het overdag wel lastig om te eten (behalve op je hotelkamer), maar de stad is 's avonds des te levendiger. Het beroemde Meidum-Emam plein, de trekpleister van de stad met z'n omringende bazaar, moskeeën en paleizen, stroomt vol met families vol picknickmanden. Als dan rond 20.30 de muezzin de fitar aankondigt, komt het hele plein tot leven en tot ver na middernacht is het hier, en in vele andere parken van de stad, uitermate sfeervol en gezellig. Ook in de Armeense wijk Jolfa, dat zich ontwikkeld heeft tot een van de leukste uitgaansbuurten van Iran, met z'n vele restaurantjes en hippe koffietenten vol studenten.
Ik rijd naar een van de buitenwijken van Isfahan, een stad die steeds meer uit z'n voegen groeit. Hier staan moderne
apartmenten, tegen een achtergrond van kale, droge bergen. Een wijk van de stad
waar de gemiddelde toerist nooit komt. In eerste instantie logisch met al de
overweldigende schoonheid die Isfahan te bieden heeft. Maar juist hier zie je
hoe een groot deel van de inwoners leeft. En hier ontmoet ik Mahnaz, een
vriendelijke dame die dol is op koken en haar kennis graag deelt. Ze is juist
bewust naar dit stuk van de stad verhuisd, eerst woonde ze in het centrum. Maar
daar werd het steeds drukker, dus is ze met haar man en twee dochters naar deze
rustige wijk verhuisd.
Graag ontvangt ze hier buitenlanders om
samen te koken, of alleen te eten als men niet mee wil koken. Ik kies er voor
om samen te koken. Had ook graag samen de inkopen willen doen, maar het is
vrijdag en de winkels zijn dicht.
Ik word welkom geheten met een heerlijk
glas sharbat, een verfrissende komkommerdrank. En dan gaan we aan de slag. We
maken twee klassieke Iraanse gerechten, die je echter zelden in een restaurant
kunt bestellen. Als eerste tahchin, een soort taart van rijst met saffraan en
kip, en vervolgens kashk-e bademjoun, een heerlijk romig aubergine gerecht.
Ondertussen kletsen we lekker over het leven in Iran en Nederland, terwijl haar
man op de tombak trommelt.
We genieten van een overdadige en
overheerlijke lunch (en dat tijdens Ramadan!), praten over haar wens om naar
Amerika te verhuizen om haar dochters een nieuwe toekomst te geven en nemen na
een aantal uur afscheid van elkaar.
Wim van Ginkel, Isfahan, 2016
De website van Dimsum Reizen maakt gebruik van cookies. Deze cookies onderscheiden we in de categorieën functionele, analytische, advertentie en Social Media Cookies.